Een groot gedeelte van Limburg werd geteisterd door een zwaar onweder, vergezeld van wolkbreuken en hagelslag. In verschillende gemeenten van midden-Limburg vielen gedurende geruimen tijd hagelsteenen ter dikte van duiveneieren. Er werd groote schade aangericht aan de rogge; honderden perceelen werden totaal doorgeslagen. Ook aan karotten, aardappelen, erwten en boonen is enorme schade toegebracht. Reeds is door een groot aantal boeren besloten tot het omploegen hunner geteisterde akkers, ten einde deze nog te kunnen bezaaien met koolraap. In gemeenten, waar men van den hagel bevrijd bleef, werd den akkervelden veel schade berokkend door ‘de zware aanhoudende slagregens. Het grootste gedeelte was verzekerd tegen hagelslag.