Uit Sittard wordt aan de Limb. K. gemeld: Zaterdagmiddag omstreeks 5 uur woedde boven onze stad een zwaar onweder gevolgd dooreen geweldigen hagelslag welke vooral gegaan werd dooreen ongehoord suizen in de lucht. Uit de aschgrauwe lucht vielen weldra groote hagelsteenea stuk op de straten.
Doch hierbij zou het niet blijven, in een’ minimum tijds hadden we een noodweer welks wederga zich ouden van dagen niet kunnen herinneren. De hagelsteénen werden steeds dikker van omvang en waren’ ten slotte ter groote van eendereieren Wat men vreesde gebeurde dan ook. Geen huis of er rinkelden glasscherven van het dak. Minstens eenige duizenden ruiten werden in eenige ogenblikken stukgeslagen. Zelfs steenen pannen sloegen in stukken van de daken. Men toonde ons stukken glas van een platform waarover men voorheen kon wandelen, dat thans in gruizelementen was geslagen. Vogels vielen, letterlijk gevierendeeld uit de lucht. Vele duiven werden later in het gras dood gevonden. Paarden sloegen op hol in de straten of kwamen zonder beheerder uit het veld de stad binnen hollen., vertelde, dat een vreemdeling, die een huis wilde binnenvluchtendoor een stuk ijs werd getroffenen hem een gapende wond op het hoofd bezorgde. rneprr/iem langs het aangezicht droop. In de bloemisterij van den Heer Beursgenszijn van de honderden ruiten der serres slechts een achttal ruiten heel gebleven.